Aan het woord is: Jorinde Janssen, arts-onderzoeker UMCG
als promovendus betrokken bij het Prostaatcentrum Noord-Nederland PCNN.
Algemeen
Waarom is er behoefte aan een Prostaatcentrum Noord-Nederland? Hebben de oncologieafdelingen in ziekenhuizen te weinig kennis in huis?
“Ik denk dat het PCNN heel erg belangrijk is, omdat we daarmee in één keer alle kennis bij elkaar brengen. Iedereen heeft heel verstand van zijn eigen stukje op het gebied van prostaatkanker. Nu komt iedereen op tijd aan bod: de uroloog, de oncoloog, de radiotherapeut, zodat we met zijn allen kunnen kijken voor een plan op maat per patiënt, om te kijken wat er nog te bieden is. Dat kan de standaardbehandeling zijn, die we op dat moment aanbieden, tot en met studies naar nieuwe mogelijkheden.
Voor prostaatkanker is niet één optie de beste, dus met de uroloog bekijkt een patiënt: is voor mij radiotherapie het beste of een operatie? We bespreken de bijwerkingen altijd met de patiënt, zodat die zelf de afweging kan maken welke behandeling het meest bij hem past.
Onderzoek
Is er een nieuwe ontwikkeling in het onderzoek naar behandelingen?
“Ja, de ADOPT-studie, intussen geopend in een heleboel gezondheidscentra in Nederland. Opgezet in het UMCG door Dr. Shafak Al Uwini. Hij is er eigenlijk mee begonnen omdat hij merkte dat er behoefte was aan een behandeling die ook gebaseerd is op de nieuwste beeldvorming (dat wil zeggen: wat we kunnen zien op scans), om te kijken wat we kunnen bieden voor patiënten met een klein aantal uitzaaiingen. Het is een heel belangrijke studie, omdat we normaal eigenlijk niks hadden voor patiënten in deze fase, beginnend uitgezaaide prostaatkanker. Een patiënt wist dan dankzij de gestegen psa-waarde wel dat de ziekte er was, maar we zeiden we: we moeten afwachten, we kunnen niet zoveel doen. Pas als de ziekte veel erger was, begonnen we met de hormonale therapie. Dat is voor de patiënt natuurlijk heel zwaar. Je weet dat je prostaatkanker hebt, maar voorlopig is er niks aan te doen. Ik merk dat patiënten het heel fijn vinden om op zo’n moment in ieder geval een soort houvast te hebben. Mensen vinden het heel lastig om af te wachten tot het iets erger wordt, ja. Mijn collega’s maakten wel mee dat mensen in wanhoop belden: Doe wat!
“Vroeger konden we in het beginstadium meestal nog niks doen. Rustig afwachten tot het erger wordt is natuurlijk een ramp voor de patiënt – en voor de arts!”
Tegenwoordig kunnen we de ‘PSMA PET scan’ gebruiken – dat is een scan waarbij je met een stofje dat je toedient aan de patiënt de kankercellen kan opsporen en zo wat beter kan zien waar de prostaatkanker zich in het lichaam bevindt. Daarmee zien we niet alles, maar wel een heleboel. Bijvoorbeeld dat er uitzaaiingen aanwezig zijn, of dat de prostaatkanker is teruggekeerd op de plek van de operatie. Omdat we zo goed kunnen ‘mikken’ op die plekjes, kunnen we voorkomen dat mensen er bijwerkingen van krijgen. Of in ieder geval hele milde bijwerkingen. Daarmee hebben we tot nu toe gezien dat we de ziekte langer kunnen remmen. Zonder zo’n scan waren we eigenlijk altijd te laat, nu kunnen we veel vroeger ingrijpen.
Als we zien dat mensen een klein aantal uitzaaiingen hebben van prostaatkanker, tot wel vier metastasen ofwel uitzaaiingen, dan gaan we proberen om dat gericht te bestralen. Dat combineren we met zes maanden hormonale therapie. Niet voor iedereen. We loten in deze studie: de ene groep krijgt alleen gerichte bestraling op de plek waar we op de scan de uitzaaiingen zagen, de andere groep (precies 50%) krijgt daarnaast hormonale therapie. Dat doen we, omdat we hebben gezien bij mensen die we bestralen terwijl ze de prostaat nog hebben, dat het toevoegen van die hormonen een goed effect heeft op de controle van de ziekte. We hopen eigenlijk met de ADOPT-studie óók op een beter effect op het uiteindelijk wegblijven van de ziekte. Dat is nog niet met zekerheid te zeggen; we zitten nu op zo’n 100 patiënten – er moeten in totaal 280 patiënten meedoen om goed een onderscheid te kunnen maken welke behandeling nou beter is. We zien wel dat tot nu toe de behandeling goed wordt verdragen door de patiënten. Met andere woorden: dat ze weinig bijwerkingen hebben.”
Denk je dat er over 20 jaar een belangrijke doorbraak is, die we nu nog niet kunnen voorspellen?
“Ik denk dan vooral aan radiotherapie – misschien dat we de opties voor bestraling tegen die tijd verder verbeterd hebben, zodat we misschien ook gerichter zouden kunnen bestralen bij meer uitzaaiingen. Ik hoop dat we dan nog veel betere ‘beeldvorming’ hebben, dus gedetailleerdere scans. Als we op den duur op het niveau van één cel zouden kunnen behandelen, dan zou dat hartstikke mooi zijn. Als we dan ook nog eens onze eigen therapieën verder verfijnd hebben, om te voorkomen dat mensen bijwerkingen hebben, dat zou geweldig zijn. Dan zouden we heel veel kunnen betekenen voor patiënten.”
“Ik hoop dat we prostaatkanker in de toekomst op het niveau van één enkele cel kunnen behandelen.”
Behandelingen
- Kijkoperatie: (robotgeassisteerde) laparoscopische radicale prostatectomie
- Bestralen: radiotherapie
- Nieuw: de behandeling met Lutetium-177-PSMA – in afwachting van de registratie van dit middel, PSMA staat voor prostaat specifiek membraan antigeen, een ‘peptide’
- De ADOPT studie: gerichte radiotherapie met of zonder (kortdurende) hormoonbehandeling